Voor beginners

==============================================================================================                                                                                           

no=nee    

si = ja 

alli = daar   

bicicleta = fiets          

mi madre = mijn moeder

mi padre= mijn vader

iSí, de acuerdo! = ja; oké!; afgesproken!
¡Vale! = Oké!; Goed!
adelante = kom binnen
adiós = dag; doei
hasta luego = tot straks
hasta pronto = tot ziens
pero ahora = maar nu
¡Mira allí! = Kijk daar!
la amiga = de vriendin
mi amigo = mijn vriend
el amigo = de vriend
los niños son amigos = de kinderen zijn vrienden
¡Estoy aquí! = Ik ben hier!
¡Qué bicicleta! = Wat een fiets!

a la derecha = rechts                                                                                                                                                                                                     a la izquierda = links 
¡Qué bien! = Fijn!

índice = inhoudsopgave
Hola = Hallo
Buenos días = Goedendag/goede morgen
Buenas tardes = goede middag
Buenas noches = Goede avond/goede nacht
Adiós = Dag
Hasta pronto = Tot gauw
Hasta luego = Tot straks
¿Qué tal? = Hoe gaat het?
¿Cómo estás? = Hoe gaat het met je?
Soy Juan. = Ik ben Juan.
¿Y eres? = En jij bent?
Estoy bien. = Het gaat goed m            et mij.
¿Y tú? = En jij?
Formidable/ Fenomenal = Geweldig
Somos amigos = Wij zijn vrienden
¡Sí, claro! = Ja, natuurlijk

!Yo estoy = ik ben
Tú estás = jij bent
Él/ella/usted está = hij/zij/u is
Nosotros/nosotras estamos = wij zijn
Vosotros/vosotras estáis = jullie zijn
Ellos/ellas están= zij zijn
Hola, estoy bien = Hallo, met mij gaat het goed
Juan está en casa = Jan is thuis
Rosa está aquí = Rosa is hier
Estamos en el camping = Wij zijn op de camping
¿Dónde estáis? = Waar zijn jullie?
Mis amigos están allí = Mijn vrienden zijn daar
Rosa y Julia no están en casa = Rosa en Julia zijn niet thuis

Juan Esta Alli = Juan staat daar

Adonde vas = waarheen ga je
Voy a casa = ik ga naar huis
Vienes conmigo= kom ga je mee met mij
Si, de acuerdo= ja afgesproken
Vale= goed
Nosotros/vosotros= wij/jullie
ir di compras= winkelen/boodschappen doen
a pie= te voet
no tengo bici= ik heb geen fiets
Que lastima= wat jammer
Hasta otro dia= tot een andere keer
Adios= doei
Hasta luego= tot ziens
Hasta pronto= tot over een tijdje
Mi madre esta en casa= mijn moeder is thuis
Vamos a mi casa en bicicleta= gaan we naar mijn huis met de fiets
Tienes una bici= heb je een fiets
claro= natuurlijk
claro que si= natuurlijk wel
claro que no= natuurlijk niet
tus padres= jouw ouders
mi madre= mijn moeder
mi padre= mijn vader
esta trabajando= hij is aan het werken
Manana no va trabajar= morgen gaat hij niet werken
esta en casa= zij is thuis
casi siempre= bijna altijd
Vamos= kom op laten we gaan
Adelante=kom binnen
pero ahora= maar nu
estoy de vacaciones= ik ben op vakantie
con mis padres= met mijn ouders
Que os divertais= veel plezier (jullie)
Que te diviertas= veel plezier (jij)
Pasalo bien= veel plezier
jugar= spelen

Voor gevorderden

====================================================================================================

moto = motor

autobùs = bus

coche = auto

barco = schip ( boot )

Tengo que irme=Ik moet

embutido = brood en vleesbeleg                                                                                                                                                                                      pan blanco=wit brood                                                                                                                                                                      

cuanto cuasta =hoeveel kost het

barra de pan )=stokbrood

cenar=dineren

¿A qué hora abre la cafetaría? = Wanneer gaat de cafetaria open?
¿Y a qué hora cierra? = En wanneer gaat hij dicht?
conoces a mi abuela = ken je mijn oma

una alfombra violeta = een violet tapijt

Almuerzo a las dos = Ik lunch om twee uur

Eres muy amable = Je bent erg aardig

majo = aardig; lief
simpático = aardig
te amo; te quiero = ik hou van jou
mi amiga = mijn vriendin

¡Qué angelito! = Wat een schatje!

aún; todavía = nog
siempre ayuda a mi hermana = hij helpt alijd mijn zus
bañador = zwembroek; badpak
el bikini = de bikini
el cuarto de baño = de badkamer
beber = drinken
bello; bella; lindo; linda; bonito; bonita; hermoso; hermasa = mooi

un armario = een kastabrir = (Ik maak open)(Hij/zij/u maakt open)(Openen*)
yo abro = (Jij maakt open)(Ik maak open*)(Wij maken open)
tú abres = (Jij maakt open*)(Zij maken open)(Jullie maken open)
Él abre = (Hij/zij/u maakt open*)(Ik maak open)(Openen)
Nosotros abrimos = (Zij maken open)(Jullie maken open)(Wij maken open*)
Vosotros abrís = (Zij maken open)(Jullie maken open*)(Wij maken open)
Ellos abren = (Zij maken open*)(Jullie maken open)(Wij maken open)

almorzar= lunchen

Eres muy bonito = Je bent erg mooi; Je bent erg knap

no solo....sino tambien = niet allen....maar ook
geografia = aardrijkskunde
matematicas = wiskunde
educacion fisica = gymnastiek, sport
educacion creativa = handenarbeid
filosofia = filosofie
lengua, idioma = taal
historia = geschiedenis
ingles = engels
cancion de navidad / vallincico = kerstliedje
dejame oirla = laat mij het horen
ne me la se bien todavia = ik ken het nog niet goed
todavia, aun = nog
aun = zelfs

La maleta = de koffer
el maletin = la mochila
el bolso = de kleine tas
la bosla = de tas
la fiesta =het feest
vuelven a casa = keren terug naar huis
las maletas estan hechas = de koffers zijn gepakt
se mira en el espejo = ze bekijkt zich in de spiegel
la minifalda = de minirok
la camiseta =het t-shirt
ana busca a rosa, ana pasa por rosa = ana haalt rosa op
estas = ben je er
bonito-bonita ,bello-a , lindo-a,hermoso-a =mooi
he echado = ik heb ingedaan
la cancion = het lied
pido a rosa para bailar = ik vraag rosa om te dansen
dentri de poco en breve , proximamente = binnenkort
cuantos antes lo mas pronto posible = zo snel mogelijk
te quiero , te amo =ik hou van jou
La camisa = het overhemd
la camiseta = het t-shirt
la blusa =de blouse
la falda = de rok
el vestido= de jurk
el jersey ,el sueter = de trui
el abrigo = de jas
la chaqueta = het jasje,jack
los vaqueros = de spijkerbroek
la ropa interior = het ondergoed
las bragas =de onderbroek (voor meisjes)
los calzoncillos = de onderbroek (voor jongens)
ejemplos = voorbeelden
escribe me = schrijf me
besame = kus me
lavate = was je
lavar = wassen
lavarse = zich wassen
callate= hou je mond / zwijg
sientate = ga zitten
dame el libro = geef mij het boek
'damela = geef me de tasester = zijn
estoy = ik ben
estás = jij bent
está = hij/zij/u
estamos = wij zijn
estáis = jullie zijn
están = zij/u zijn
ilamarse = heten
me Ilamo = ik heet
se Ilama = hij heet
tener = hebben
tengo = ik heb
tienes = heb jij
tiene = hij heeft
ser = zijn
soy = ik ben
eres = jij bent
es = hij is
somos = wij zijn
sois = jullie zijn
son = zij zijn
ir = gaan
voy = ik ga
vas = jij gaat
va = zij gaat
vamos = wij gaan
jugar = spelen
ayudar = helpen
conocer = weten
practicar = doen
dormir = slapen
ganar = winnen